Paratyfus (Salmonella)
Veroorzaker Paratyfus
wordt veroorzaakt door een bacterie uit de salmonella Onder
de duivenhouders worden de namen vleugelziekte, kreupelziekte,
draaihalsziekte en Belgische ziekte gebruikt. De
eerste drie namen duiden de afwijking aan die de ziekte kan veroorzaken.
De laatste naam, Belgische ziekte, is een totaal foute naam omdat deze
ziekte noch in België ontdekt is, noch in dat land meer dan elders
voorkomt. Deze naam is ontstaan na de tweede wereld oorlog Toen veel Nederlanders in België duiven gingen kopen; duiven die toen ziek werden leden dan aan de Belgische ziekte (slechts enkele zieke vogels leden aan paratyfus, de meeste leden aan coccidiosis en wormen).
Ziektebeeld Al
naar de plaats waar de bacterie zich nestelt, kunnen we afwijkingen
verwachten. De meest voorkomende afwijking is een gewrichtsontsteking en
merkwaardig genoeg bijna altijd een van het ellebooggewricht. Ook andere
gewrichten kunnen aangetast worden. Het aangetaste gewricht zal pijnlijk
zijn en er zal een vermeerdering plaats hebben van het gewrichtvocht, zo
dat dit gewricht veel dikker is dan normaal. Aangezien het gewricht zijn
functie niet meer goed kan vervullen zal bij een aangetast vleugelgewricht
de duif de vleugel laten hangen en bij een pootgewricht de poot niet of
nauwelijks gebruiken. Wanneer zo’n ontsteking enkele dagen voortduurt,
zal het gewricht stijf worden en nooit meer goed komen. Wanneer de
bacterie in het evenwichtsorgaan zijn vernietigende werking gedaan heeft,
zal de duif met de kop naar één kant gaan draaien, zozeer zelfs dat de
stand van de kop 180 graden gedraaid is. De duif kan zijn kop niet meer
normaal houden en zal geen voedsel of drinken meer tot zich nemen. Wanneer
de bacterie in de darmen verblijft kan ze daar een darmafwijking en extra
darmprikkelingen geven zodat we een darmontsteking krijgen met eventueel
diaree. Ook
is het mogelijk dat de bacterie zich in de lever, nieren of andere organen
vermeerdert. Voorkeurplaatsen zijn ook de geslachtsorganen, dus de
zaadballen en de eierstok. In de laatste gevallen zullen er geen eieren of
geïnfecteerde of onbevruchte eieren gelegd worden. Zoals
uit het bovenstaande blijkt kan de paratyfusbacil zich op vele plaatsen in
het lichaam handhaven en vermeerderen, met als voorkeursplaatsen
ellebooggewricht, evenwichtsorgaan, darmen en geslachtsorganen. Het is
heel goed mogelijk dat de bacterie in de lever of de darmen zetelt, zonder
dat de vogel er last van heeft of zo weinig dat de eigenaar niets merkt.
Zulke vogels noemen we dragers; wanneer de vogel de bacterie ook nog
uitscheidt is hij een uitscheider. Dit kan heel lastig zijn voor het
opsporen van de ziekte. Telkens zijn er duiven met tekenen van paratyfus. De drager lijkt kerngezond en is zonder meer niet als zodanig te herkennen.
Besmetting De besmeting kan alleen plaats vinden door middel van de bacterie besmette dieren, dus duiven die lijdende zijn aan paratyfus en die de bacterie ook uitscheiden zijn verantwoordelijk voor het besmeten van de andere vogels. Meestal gebeurt dit via de ontlasting, maar het is ook mogelijk via het slijm uit de keel of de kropmelk. De bacterie kan zich zeer snel vermeerderen in een vochtige warme omgeving. Zieke dieren dienen dan ook zo snel mogelijk afgezonderd te worden om de kansen van besmeting te voorkomen. In een duivenhok (waar het voer op de grond ligt) of waar op de grond wordt gevoerd (waar ook de ontlasting ligt) is de kans op besmetting natuurlijk veel groter dan wanneer er alleen in de voerbak gevoerd wordt. Ook de reismanden kunnen een bron van besmetting zijn. Bij het opnemen van voer en/of water zal de bacterie (dit zijn er dan altijd zeer velen) in de darmen komen en via het bloed overal in het lichaam terecht komen, tenzij de duif een zekere weerstand heeft en hij de bacterie kan vernietigen.
Voorkomen Men kan in principe de ziekte weren door zorg te dragen dat de duiven geen paratyfusbacillen kunnen opnemen. Dit lijkt eenvoudig doch is onmogelijk. Onze duiven vliegen rond en kunnen eten en drinken zonder dat wij het willen (en weten). Maar ook tijdens het vervoer kunnen de duiven besmet worden. Goede hygiëne is erg belangrijk. Duiven kunnen ingeënt worden tegen paratyfus. Zoals in het begin van dit hoofdstuk is beschreven worden bij de enting gedode bacteriën ingespoten waardoor er antistoffen door de duif worden gemaakt. Met nadruk wil ik er hier nog eens op wijzen, dat men bij de enting gedode bacillen inspuit en men dus nooit de ziekte als zodanig inspuit. Is de duif lijdende aan paratyfus bij de enting dan zal de ziekte zich verergeren doordat dan antistoffen die gemaakt worden tegen de levende bacteriën nu gebruikt worden tegen de ingespoten dode bacteriën en de levenden de kans krijgen zich te vermeerderen. Met uitgebreide proeven is bewezen dat de paratyfusenting (en ook de pokkenenting) geen nadelige invloed heeft op de vliegprestaties.
Behandeling Duiven
die lijdende zijn aan paratyfus moeten direct apart gezet en door de
dierenarts behandeld worden. Het is heel goed mogelijk dat slechts één
duif besmet is; de kans dat er meer duiven besmet zijn is echter groter en
u dient dan ook de adviezen van de dierenarts
nauwkeurig op te volgen. Om met zekerheid te kunnen zeggen dat een
duif lijdende is aan paratyfus dient men de bacteriën of de specifieke
antistoffen aan te tonen die voor de duif gemaakt worden als hij lijdt aan
paratyfus. Als de duif gestorven is ten gevolge van paratyfus kan de
bacterie uit de organen gekweekt worden; bij het levende dier kunnen de
antistoffen via een bloedmonster aangetoond worden. Wanneer de duif
uitscheider is, dat wil zeggen de bacterie met de ontlasting wordt
uitgescheiden, kan men met bepaalde kweekmethoden deze speciale bacterie
die tussen al die andere bacteriën aanwezig is aantonen. De
grote vraag is telkens, moet een duif die lijdende is aan paratyfus worden
behandeld, of moet hij gedood worden? Wanneer
een duif gedurende enkele dagen een afwijkend gewricht heeft dan is dit
gewricht bijna altijd inwendig vernield en kan de duif zijn vleugel nooit
meer helemaal goed gebruiken. Als vliegduif kan men deze duif dan ook niet
meer aanhouden. Is de duif goed behandeld met geneesmiddelen en vrij van
paratyfusbacillen en zijn er behalve het gewricht geen organen vernield
dan kan een dergelijke duif voor de kweek bruikbaar zijn. Men neemt wel
enig risico daar het nooit voor 100 procent zeker is, dat de duif geen
bacillendrager is. Duiven
die lijdende zijn aan paratyfus en daarbij vermageren of een abnormale
houding van de kop hebben, zijn zeer moeilijk te genezen en blijken in de
praktijk nooit meer goede vliegduiven te zijn en zijn dikwijls nog dragers
en uitscheiders. Wanner er in een duivenhok een of meer duiven zijn die
lijdende zijn aan paratyfus dan dient men de gehele kolonie te behandelen;
wanneer namelijk een duif besmet geraakt is, dan is de kans zeer groot dat
de anderen ook besmet zijn, ook al zien we op dat ogenblik aan hen nog
niets bijzonders. Ook is het mogelijk dat er tussen al die duiven die er
goed uitzien, een duif zit die uitscheider is zonder dat we dat in de
gaten hebben, en juist die duiven moeten zo snel mogelijk behandeld worden
om een verdere verspreiding te voorkomen. Mensen
kunnen ook ziek worden wanneer ze besmet worden met de paratyfus bacil,
waarbij dan zeer ernstige maagdarmstoornissen kunnen optreden, met
eventueel hoofdpijn; bij kleine kinderen en mensen met zeer weinig
weerstand kan deze ziekte zelfs tot de dood leiden.
|